Pas op, we kweken een verloren generatie.
Jongeren die onlangs het voortgezet onderwijs hebben verlaten
zitten in een beslissende levensfase op benauwde zolderkamertjes
naar een scherm met kleine pratende hoofdjes te staren, dag-in
dag-uit, en missen daardoor de vorming die generaties voor en na
hen wel krijgen. Samenwerken, discussiëren, je presenteren,
lachen en dansen in groepsverband, andere culturen zien: ze leren
het allemaal niet.
De schade is enorm.
De kranten schrijven erover, deskundigen zeggen het in
praatprogramma’s.
,,Ik heb het er zó moeilijk mee’’, zei een 19-jarige tegen mij.
,,Soms zak ik weg in een moeras.’’
Een moeras? Maar zie je dan echt helemaal niemand meer, vroeg
ik haar.
,,Jewèèl, ik ga vaak wandelen met vrienden, koffie halen. We
drinken ’s avonds bier in de keuken van mijn studentenhuis. Met
hoeveel? Tien, twaalf... We zijn getest, moet kunnen.’’
Maar wat is er dan zo moeilijk, houd ik aan.
,,Gewoon, je wilt nieuwe vrienden maken, uit je plaat gaan. Elke
dag is hetzelfde. Op-ge-sloten zijn we.’’
[rw]
Vervelend, je gaat al een jaar niet uit je plaat. Je kunt niet met
bezwete lijven, dicht opeen, armen ten hemel, bedwelmd de nacht
in deinen op de dreun van festivalmuziek. Kan me voorstellen dat
je je iets anders had voorgesteld van dat eerste jaar van vrijheid.
Zo op-ge-sloten. En dat moeras... psychische nood gun je
niemand.
Maar ‘verloren generatie’?
Is het nou zo erg allemaal?
Is het zo erg om uit je plaat gaan een jaartje uit te stellen? Alle
tijd toch? Ja, we zitten opgehokt, onze vrijheid is beknot. Ikzelf
beklaag me vaak, wat ís het saai.
Maar het is tijdelijk. Het is niet verkeerd om even op jezelf
aangewezen te zijn. Om te ondervinden dat welvaart en vrijheid
niet zo vanzelfsprekend zijn als we dachten. We kunnen
nadenken over onze waarden, herijken wat belangrijk is, helemaal
opnieuw beginnen straks.
Weet je wat erg is? Een familie die rouwt, een ondernemer wiens
wereld instort, een werknemer die zijn baan kwijt is, een
overbelaste IC-afdeling waar ze toch maar doorgaan. Voor de rest
moeten we – ik ook – maar eens wat minder zeuren.
Egbert Jan Riethof