die vakantie op Zanzibar. Ik lag in de zon op een bedje en staarde over het muurtje naar het strand. Het was eb, de zee lag wel vijfhonderd meter verderop. Een voortdurende stroom mannen in de kleurige kleding van Masai-krijgers probeerden mijn aandacht te trekken. Ze zwaaiden en lachten naar me, leunden op hun lange stokken, hielden gesneden beeldjes of voetbalshirtjes boven hun hoofd. Ik had al de eerste dag het een en ander van ze gekocht en verdiepte me nu in mijn boek.
Het resort waar ik verbleef, had veel weg van hoe ik me het paradijs voorstelde. Alles was in orde, iedereen lachte en riep jambo jambo tegen me en Hakuna matata. Mijn huisje werd door een lief meisje schoongehouden, het eten was overvloedig en smakelijk, ik kon zoveel drinken als ik maar wilde, er was een zwembad, een bar en een bibliotheek. Maar waar was mijn i-phone gebleven?
Zou hij gejat zijn was mijn eerste gedachte. Maar ik sprak mezelf meteen bestraffend toe. Je moet niet meteen beginnen met beschuldigingen, je hebt niet eens goed gezocht, dacht ik. De rest van de middag besteedde ik aan een zoekactie. Ik bezocht alle plekken waar ik geweest was, vroeg aan het personeel of er iets gevonden was en haalde mijn bagage overhoop. Ik legde mijn probleem voor aan de hotelbalie en er werd meteen aktie ondernomen.
De directeur, een lange slanke Italiaan, ondervroeg me, liep mee naar plekken waar ik geweest was en adviseerde me toch nog eens een keer heel goed te zoeken in mijn kamer, dan zou hij het personeel ondervragen.
Op mijn i-pad zat een App genaamd Findphone. Ik voerde mijn telefoonnummer in en daar verscheen plotseling een blauw puntje op de wereldbol. Ik zoomde in, Zanzibar, en verder totdat ik het resort zag waar ik verbleef met in het midden het blauwe puntje. Mijn i-phone was nog ter plaatse, gaf nog signaal. Het blauwe puntje stond zo ongeveer waar de receptie was van het resort. Zou hij toch daar in de buurt liggen? De hotelmanager bestudeerde de kaart met het blauwe puntje op mijn i-pad en zei: dit kan nauwkeuriger. Hij haalde een eigen i-pad tevoorschijn met een ander zoekprogramma en toen zagen we het: mijn i-phone lag drie honderd meter uit de kust in de Indische oceaan.
Meteen snapte ik het, ik had de telefoon in mijn zwembroekzak gehad, was het wad opgelopen, was door mijn knieën gezakt om een zeester te bekijken en toen was hij er uitgegleden.
Ondertussen gingen de hotelgasten aan tafel, het was snel donker geworden. Waar gaat u eten, vroeg de manager, ik ga nog even zoeken op die plek, het is nog eb en hij geeft nog signaal.
Ik kon geen hap door mijn keel krijgen en ging ook terug naar het strand. Daar zag ik lichten van zaklantarens in zee. De manager en twee personeelsleden stonden 300 meter uit de kust nog altijd te zoeken. De manager had zijn i-pad in de hand en liep rond tot zijn rode puntje op het blauwe puntje van mijn i-phone terecht was gekomen.
Hier moet het zijn, we moeten snel zijn, het water komt op. Binnen een straal van 50 meter, we nemen allemaal een kant... Ik was al geneigd mijn vijf jaar oude i-phone op te geven, maar de manager was fanatiek en zijn mannen ook. We hebben nog een uur gezocht, tevergeefs.
Ik was erg onder de indruk van de service van het resort en gaf bij het vertrek een flinke fooi plus nog wat extra's aan de mannen die mee gezocht hadden. Thuis in Nederland kocht ik een nieuwer model en zette mijn gegevens over. Eind goed, al goed. Zo maar een onbeduidende vakantiebelevenis.
O ja nog iets, ik werd een week of vier later gebeld uit Tanzania. De hotelmanager aan de lijn uit Zanzibar. Mister Kloters speakink? We found your i-phone. It was still in your room, in the locker, the safetybox, we will send it immediately to your ad
Jacques Klöters