Ik heb vanochtend een vroege afspraak in Amsterdam en dat is op drie fronten nadelig: Ik moet erg vroeg op, daarnaast loop ik mijn ov-dalurenkorting mis én met een beetje pech zijn de coupés rond dit tijdstip afgeladen met forensen en scholieren.
Maar goed, soms kan het niet anders. Het vroege opstaan ben ik al vergeten, de korting loop ik zeker mis, echter de drukte valt vandaag reuze mee. Ik weet al snel een plaatsje te bemachtigen tegenover een jonge knul. Het is een knaap met een pokdalig gezicht en dat is eigenlijk mild uitgedrukt. Bovendien zie ik alleen de bovenste helft van zijn gezicht. Ik schat hem een jaar of veertien, vijftien en zijn bleke gelaat heeft eerder iets weg van het zeer actieve vulkanisch gebied nabij Napels: 'Campi Flegrei', vrij vertaald: 'vurige velden'.
Ik wil niet weten hoe het er achter dat mondkapje uitziet en heb met de knul te doen. Niet alleen vanwege zijn door pukkels geteisterde gezicht, echter ook vanwege zijn kapsel, de kleren en ja, zelfs de veterschoenen en witte badstofsokken. Het oogt allemaal zo vreugdeloos en gedateerd, bijna jaren vijftig. Is het zijn eigen keuze of nog die van zijn moeder? Hij is nou precies de jongen die geen enkele knul van zijn leeftijd wil zijn, behalve dan dat ie mogelijk een kei in wis- en natuurkunde is en je daarom nog wel naast ‘m wil zitten.
Zo'n jongen die moeilijk aansluiting vindt bij de rest van de klas en bij gym altijd als laatste wordt gekozen. Ach, iedereen heeft vast zo'n medeleerling ooit in de klas gehad. Ik had destijds (wel ná schooltijd!) omgang met enkelen van hen. Het waren echt hele toffe jongens die bovendien eenmaal thuis, weer helemaal opbloeiden. En ja, ze wisten veel want het waren boekenlezers!
De jongen pakt zijn tas van de grond. Ook weer zoiets: Hij heeft zo’n ouderwetse lederen schooltas die misschien nog heel cool bij een hipster staat, maar jongens van zijn leeftijd hebben toch op z'n minst een pukkel - och nee, da's nu een zeer ongelukkige woordkeuze - een rugzak of kekke schoudertas. Hij drukt de tas simultaan met beide witte handen open en haalt er een magazine uit. Iets met voetbal. Al bladerend klaart zijn tot nu toe sombere gezicht een beetje op, ofschoon ik grote moeite heb me voor te stellen dat deze knul - de naam Edo schiet mij ineens uit het niets te binnen - wanneer het allemaal weer mag, überhaupt ergens opgesteld staat.
Nee, Edo lijkt me meer het type dat later zal worden herinnerd als die aparte, stille zolderkamerjongen die zo moeilijk vrienden maakte en nu regelmatig op televisie te zien is bij Jinek of Op1 om wetenschappelijke onderwerpen nader te duiden. Op zijn gedroomde grasmat zie ik 'm in ieder geval niet zo gauw staan. In Arnhem aangekomen, bergt Edo het tijdschrift haastig op en verlaat zonder op te kijken geruisloos de coupé. Ik heb nog even te gaan. Als mijn trein een uurtje later langs de Amsterdam Arena glijdt, probeer ik in gedachten toch Edo's eventuele droom te beleven: Ik hoor de opgewonden stem van Theo Koomen - ofschoon allang dood, is deze legendarische commentator de enige voetbalverslaggever wiens naam mij te binnen schiet - door de microfoon brullen:
'Slechts één minuut te gaan beste mensen en dan valt het doek tenzij, jaaa, het kan nog! Vanaf links komt daar ineens Edo uit de diepte, stuift door het midden en passeert nog twee verdedigers. Zou hij het weer doen? O mijn god, Edo kijkt om zich heen. Geen teamgenoot om aan te spelen. Hij moet dit alleen doen. Gaat ie het doen, gaat-ie-het-weer-doen? Mensen, wat een ontknoping! De scheidsrechter kijkt op zijn klokje. Het kan nog. Edo jongen, het kan nog! Hij haalt uit, jaaa...ohhhh nee!! Hij mist!! Het is voorbij mensen! Het fluitsignaal klinkt.
Terug naar de studio.' Als ik op Amsterdam Centraal uitcheck zet ik Edo uit mijn hoofd. Er is werk aan de winkel. Maar zíjn tijd om te shinen komt nog. Let op mijn woorden...
Perrongelukjes