Liefste, mijn liefste, hoe kun je nu denken
Dat ik niet eerlijk meer ben of ontrouw
Als ik m'n lichaam aan anderen wil schenken
Zegt dat nog niet dat ik niet van je hou
Vanaf m'n jeugd heb ik altijd gevlinderd
'k Heb vaak m'n bed gedeeld, soms wel met drie
Zo is m'n leven, 't heeft niemand gehinderd
't Ging om de liefde en niet om met wie
Elke verhouding kent tijden vol rozen
Maar ook periodes die herfstachtig zijn
Dat wij elkaar destijds hebben gekozen
Zegt niet dat we nu elkaars eigendom zijn
Vergeet de moraal van je moeder en vader
't Was goed bedoeld, maar 't verrijkte je niet
Zie toch je hart als een heel grote ader
Die, als je dat wilt, plaats aan tientallen biedt
'k Heb steeds geweten, al leerde ik anders
Dat heel veel mensen tekort is gedaan
Enkel door 't feit dat ze zomaar elkanders bezit werden
Door het stadhuis in te gaan
Tracht eens te kijken naar 't bos door de bomen
En wees maar niet bang voor een vriendelijk woord
Kijk onbevangen naar dingen die komen
En zorg dat je nooit je gevoelens vermoordt
Daarom, m'n liefste, je blijft in m'n leven
Als je dat wilt steeds een rustgevend punt
Meer dan m'n vriendschap kan ik je niet geven
Vang me niet, hang me niet; als je dat kunt
Ik heb een steen verlegd,
in een rivier op aarde.
Het water gaat er anders dan voorheen.
De stroom van een rivier, hou je niet tegen
het water vindt er altijd een weg omheen.
Misschien eens gevuld, door sneeuw en regen,
neemt de rivier m'n kiezel met zich mee.
Om hem, dan glad, en rond gesleten,
te laten rusten in de luwte van de zee.
Ik heb een steen verlegd,
in een rivier op aarde.
Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten.
Ik leverde bewijs van mijn bestaan.
Omdat, door het verleggen van die ene steen,
de stroom nooit meer dezelfde weg zal gaan.
Ik heb een steen verlegd,
in een rivier op aarde.
Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten.
Ik leverde bewijs van mijn bestaan.
Omdat, door het verleggen van die ene steen,
de stroom nooit meer dezelfde weg zal gaan.